Tolhuis (Rijnwaarden)
Op deze pagina vindt u informatie over Aalst.
Ligging |
In het plaatsje Lobith. |
Ontstaan |
Het kasteel verrees in de jaren 1347-1348 op een stuk land dat de naam "de Hove" droeg. |
Geschiedenis |
Wanneer men vanuit
Spijk Lobith nadert, valt het op dat deze plaats vrij hoog gelegen is.
Fietsers kunnen Lobith binnenrijden door een klein poortje, dat tussen
twee huizen ingeklemd is en dat bekend staat als de Schipperspoort.
Waarschijnlijk werd dit vroeger door de schippers gebruikt wanneer zij
voor zaken in het dorp moesten zijn, vandaar de naam. Dit moet het enige zichtbare overblijfsel zijn van het kasteel Tolhuys, dat eens hier de rivier beheerste en van waaruit door de Gelderse landheer tol geheven werd. Opvallend zijn de lampnissen in de zijgevel van het huis bij het poortje. Dergelijke nisjes werden vroeger dicht bij de poortdeur aangebracht, teneinde de poortwachter in de gelegenheid te stellen, daar zijn blaker of lantaarn neer te zetten, om beide handen vrij te hebben bij het openen van de deur. Maar dan zitten ze aan de binnenkant, niet aan de buitengevel. Het is verleidelijk te veronderstellen dat de betreffende muur in feite de binnenkant is geweest van een poortgebouw, mogelijk van de voorburcht. Het kasteel zelf lag in het dorp, ongeveer daar waar nu de R.K. kerk zich verheft. Oorspronkelijk lag het "Tolhuys te Lobede" op een wat hoger gelegen terrein tussen de Elterberg en Spijk, maar wegens veranderingen van de rivierloop gaf keizer Albrecht in 1307 graaf Reinoud I van Gelre vergunning om het te verplaatsen. Het verrees in de jaren 1347-1348 op een stuk land dat vroeger de naam "de Hove" droeg en dat gelegen was aan "den Tragel" of "Tragelijn". Hiermede werd een trek- of lijnpad langs een waterweg bedoeld, maar ook wel een dijk langs water. Het Tolhuis was één der grafelijke, na 1339 hertogelijke kastelen en de landsheren verbleven hier dan ook regelmatig. In 1459 werd het slot persoonlijk bezit van Catharina van Kleef, weduwe van Hertog Arnoud en zij gebruikte het als weduwen verblijf, waar zij in 1476 stierf. Hertog Arnoud werd hier in 1465 enige tijd door zijn zoon Hertog Adolf gevangen gezet en later naar het kasteel van Buren gevoerd. Karel de Stoute gaf de burcht in 1473 aan de Kleefse hertog wegens hem bewezen diensten in de strijd om Gelre, maar eerst in 1479 kon deze zich met geweld meester maken van het kasteel. De functie van het kasteel als tolhuis was omstreeks 1600 vervallen, doordat de rivierloop veranderd was. Prins Maurits en zijn broer Frederik Hendrik gebruikten het kasteel in de Tachtigjarige Oorlog als hoofdkwartier. Geleidelijk aan geraakte het gebouw in verval en van 1614 tot 1660 diende een gedeelte tot kerk der Gereformeerden. Toen de Franse troepen hier in 1672 de Rijn overstaken, raakte de toren in brand en in de loop van de achttiende eeuw zijn de restanten door de bevolking gebruikt als steengroeve. De koning van Pruisen als opvolger van de hertogen van Kleef, stelde het terrein waarop het kasteel gestaan had, in 1771 ter beschikking aan de R.K. gemeente om hierop een kerk te bouwen, die in 1787 gewijd werd. Om de huidige kerk zijn funderingsresten van het kasteel teruggevonden, maar bovengronds is alleen het Schipperspoortje een herinnering aan het eens zo machtige kasteel Tolhuys. |
Eigenaar/Bewoners |
|
Huidige doeleinden |
|
Toegankelijk |
|
Foto's |
|
Bronnen |
Jan Harenberg - "Eens bolwerk van de adel, kastelen en landhuizen in de Achterhoek en Liemers" |