Loevestein (Poederoijen)

Op deze pagina vindt u informatie over Loevestein.

Ligging

In de uiterste westhoek van de Bommelerwaard, op de grens van Holland, Brabant en Gelderland, daar waar de Maas en de Waal samenvloeien.

Ontstaan

Het kasteel is rond 1360 gebouwd in opdracht van Dirc Loef van Horne. 

Geschiedenis

In de uiterste westhoek van de Bommelerwaard, op de grens van Holland, Brabant en Gelderland, daar waar de Maas en de Waal samenvloeien.
Dit gebied werd in 1264 door Willem van Horne, heer van Altena, in leen gegeven aan de monniken van het Cisterciënser klooster te Villers (België) en bestond uit een aantal door kreken gescheiden eilanden waarover de daar samenvloeiende Maas en Waal vrij spel hadden.
De monniken dempten de kreken en vingen aan met de ontginning van het land. In 1333 was de moederabdij van de Cisterciënser kloostergemeenschap door schulden gedwongen enige verafgelegen goederen te verkopen. Hiertoe behoorden ook hun bezittingen in het (latere) Munnikenland die zo weer terugkwamen aan de Heren van Horne en Altena.
Niet aan de monniken in leen gegeven was een klein eilandje, Milites Insula Artusii (het eiland van de ridder Artus) genaamd. Deze grond lag tegen de dijk van het Munnikenland en hier werd het slot Loevestein gesticht. Dat juist deze plaats gekozen werd, zal geen verbazing wekken. Immers, een strategischer gelegen plaatst was hier moeilijk te vinden. Het slot bestreek drie belangrijke handelsrouten, de rivieren namelijk en de stad Woudrichem. Door de ligging in het waterrijke gebied was Loevestein bovendien uitstekend verdedigbaar.
Het oudste gedeelte van het kasteel wordt gevormd door de Riddertoren, ook wel Waaltoren genaamd, die vermoedelijk omstreeks 1330, als een alleenstaande woontoren (donjon) gebouwd is.
Dirk Loef bleek een van de krijgszuchtigste leden van het geslacht Van Horne. Gewapenderhand vestigde hij zijn gezag in het land van Altena. Bovendien lonkte hij ook naar andere bezittingen, zelfs naar die van familieleden! De halfbroer van Dirk Loef , Gerard II, was behalve heer van Horne en Altena, ook heer van Gaasbeek bij Brussel. Deze liet Gaasbeek bij zijn overlijden niet na aan Willen VI of Dirk Loef, maar aan zijn zuster Johanna van Horne, die gehuwd was met Gijsbert van Abcoude; deze schonk Gaasbeek aan zijn zoon Zweder.
Dit alles zeer tegen de zin van Dirk Loef, die de heerlijkheid opeiste. De Van Abcoudes waren echter in geen geval genegen hun nieuwe bezitting goedschiks af te staan. Voordat Dirk Loef echter gewapenderhand Gaasbeek had kunnen veroveren, kwam er, door ingrijpen van familie en vrienden, een verzoening tot stand, waarbij de heren van Abcoude en Dirk Loef voor de schepenen van Brussel beloofden zich aan de uitspraak van een scheidsgerecht te houden. Dit gerecht besloot dat Drik Loef en Zweder van Abcoude ieder kon behouden wat hen rechtens toekwam. Deze uitspraak was ongetwijfeld een gevoelige nederlaag voor Dirk Loef. Vechtlustig en niets ontziend, bleef hij zijn onderdanen onderdrukken en joeg hij met zijn agressieve expansiepolitiek zijn tegenstanders letterlijk en figuurlijk in het harnas.
Op 24 februari 1368 verbleef Dirk Loef te Antwerpen en werd daar ontboden bij hertog Albrecht van Beieren en hertogin Margaretha, die hem er onder meer van beschuldigden zich het land van Altena onrechtmatig toegeëigend te hebben. Meerdere euveldaden werden hem nog ten laste gelegd. Op 28 maart van hetzelfde jaar werd het vonnis uitgesproken. Het land van Altena viel niet meer onder zijn heerschappij, de tol van Woudrichem kwam hem niet meer toe, degenen die hij had beroofd moest hij schadeloos stellen en hij mocht geen gevangenen meer houden. In zijn bezit bleef wel het slot Loevestein, dat hij alleen aan zijn neef Willem VI zou mogen verkopen.
In 1378 volgde Dirk Loef zijn broer Arnold, die bisschop van Luik was geworden, naar deze plaats. Hij stierf daar in 1391.
Toen was hertog Albrecht van Beieren al enige jaren in bezit van Loevestein. Waarschijnlijk had de hertog zich het slot al in 1375 toegeëigend. Hertog Albrecht benoemde ter bescherming en bewaking van Loevestein een kastelein, ridder Bruisten van Herwijnen.
Bruisten van Herwijnen was een Gelders edelman, gehuwd met Elisabeth, een bastaarddochter van hertog Willem van Beieren. Door dit huwelijk bekleedde Van Herwijnen de ene belangrijke functie na de andere. Gedurende het jaar 1396 genoot Bruisten van Herwijnen het volste vertrouwen van hertog Albrecht en stonden zowel zijn vrouw als hun kinderen in hoog aanzien bij het hof van de hertog. In 1397 was het echter gedaan met dit vertrouwen. Doordat Van Herwijnen zich onrechtmatig gelden had toegeëigend in zijn functie van rentmeester van Zeeland-beoosten-Schelde, moest hij zich verantwoorden bij de hertog. Hij moest zich in Amsterdam in gijzeling begeven, maar vluchtte daar na
11/2 maand en begaf zich met enkele familieleden naar Loevestein, dat hij versterkte. Hij organiseerde een negentigtal krijgslieden en stroopte gedurende een maand de omgeving af en dwong vooral de stad Dordrecht proviand en munitie te leveren.
Op 5 april verscheen voor Loevestein het grafelijke leger onder leiding van Willem van Oostervant, de oudste zoon van hertog Albrecht. Bruisten van Herwijnen bevond zich daar echter niet, hij had de verdediging van het slot overgelaten aan anderen. De belegeraars kregen ter versterking van hun vuurkracht een donderbus en zwavel uit 's-Gravenhage, terwijl ook uit Dordrecht nog donderbussen aangevoerd werden. De strijd concentreerde zich in eerste instantie op de voorburcht. Deze werd zo zwaar beschadigd dat de zware zuid-oosttoren instortte en een deel van de weermuur van de voorburcht in zijn val meesleepte. Vrijwel tegelijkertijd ontstond elders op de voorburcht brand, waarbij enkele verdedigers van de burcht om het leven kwamen. Toen aansluitend een stormloop op de ontstane bres volgde trokken de verdedigers zich terug op de hoofdburcht. De aanval werd doorgezet en na 15 dagen beleg moest men het kasteel overgeven. De gevangen genomen verdedigers werden na een half jaar echter weer vrijgelaten. Ook Bruisten van Herwijnen verzoende zich met de landsheer en kreeg enkele van zijn geconfisceerde bezittingen opnieuw in bezit. In 1400 zien we hem bovendien terug als raadsheer van de hertog.
Van Herwijnen werd door Proewitz Sadelborger opgevolgd als kastelein. Echter Sadelborger werd al na 1 jaar afgelost door achtereenvolgens de kasteleins Ludekijn de Wilde, Willem van Gendt en Hendrik van Oosterzeel.
In 1418, toen de Vrede van Woudrichem gesloten werd, bleken er twee kasteleins te zijn als opvolger van de in 1410 aangestelde Jan van Langerak. Bij bovengenoemde vrede werd namelijk bepaald dat de door Jan van Beieren aangestelde Philips bastaard van der Leck het eerste jaar zijn aanstelling mocht behouden om dan opgevolgd te worden door Dirk van Heukelom, die door Jacoba van Beieren was aangesteld. Van Heukelom bleef klaarblijkelijk niet lang aan want in 1424 komt Floris van Abeele als kastelein voor. De werd in 1430 opgevolgd door de zwager van Jacoba van Beieren, Filips van Borssele. Toen Jacoba in 1433 afstand deed van haar rechten en waardigheden als landsvrouwe, werd Van Borssele vervangen door Jan van Horne, nazaat van de stichters van het slot.
Hij bleef kastelein tot 1436, toen sneuvelde hij als admiraal van een Bourgondische vloot. Jan werd opgevolgd door een familielid, Philips van Horne..
In de Tachtigjarige Oorlog, die een aanvang nam in 1568, werd Loevestein op 7 december 1570 door Herman De Ruyter ingenomen. De Ruyter verkleedde zich als Duits veekoper en melde zich met enkele andere geuzen aan de poort van het slot met het verzoek om onderdak. Zij werden ontvangen door de kastelein, Aarnt de Jeude, heer van Hardinxveld. De Ruyter eiste het slot in naam van Oranje op.
De Jeude weigerde zich echter over te geven en werd vermoord en de kleine bezetting benevens het mannelijk personeel van Loevestein werd gevangen gezet. Op 11 december kreeg De Ruyter versterking. In totaal hielden toen 21 geuzen het slot bezet. De steden Woudrichem en Gorinchem waren inmiddels gealarmeerd en blokkeerden de toegang tot Loevestein zodat er geen man meer in- en/of uitkon. Tevens werd er op 11 december een brief gestuurd naar de magistraat van Zaltbommel met daarin onder andere het volgende:
'Eersame, wyse, voorsichtige, heeren ende bysundere goede vrunden. Deze is om Uwer E. te adverteren dat wij vandage verstaen hebben uuyten monde van den drossart van Worinchem, dat opt huys toe Loevestein omraet wesen solde, in fuegen dat die poort aldair gesloten gehouden, soe dat nijmant acces mach hebben mit brieven off bescheijt aenden drossart van Loevestein oft mit hem toe moegen mondelinge communiceren.
Ende wordt dairenboven gesien een backen, opgericht ende uuytgestecken zynde van een van den toorns vanden voorss. huyse
'.
Het spreekt voor zich dat ook de hertog van Alva een soortgelijke brief werd gestuurd. Deze zond vanuit 's-Hertogenbosch vijftig Spaanse soldaten onder bevel van kapitein Perea naar Loevestein. Daar werd alvast de ringmuur opgezet. Nadat er versterking was gearriveerd werd het slot op 19 december ingenomen. Bij die gevechten sneuvelde Herman De Ruyter. Zijn hoofde werd van het lichaam afgehouwen en geruime tijd, gestoken op een paal, op de Grote Markt van 's-Hertogenbosch tentoongesteld. Zijn lichaam werd bij Loevestein opgehangen als afschrikwekkend voorbeeld voor diegenen die nog van zin waren een nieuwe opstand  te ontketenen. De nederlaag van De Ruyter was te wijten aan het uitblijven van de beloofde versterking. De opmars van dit legertje was namelijk op geruime afstand van Loevestein door hoog water en slechte weersomstandigheden vastgelopen; het legertje keerde terug nadat men vernomen had dat De Ruyter de strijd verloren had.
Op 1 april 1572 namen de geuzen Den Briel in en op 27 juni daaropvolgend verscheen er plotseling een kleine geuzenvloot voor Gorinchem. De Commandant van die stad besloot een kleine legereenheid naar het slot Loevestein te sturen. Dit plan was echter al door de geuzen doorzien en zij namen het slot na een korte stormloop in. De steden Woudrichem en Gorinchem gaven zich vervolgens aan de geuzen over.
Een voorgenomen aanval van Parma op Loevestein in 1589 vond geen doorgang. Deze zag zich door het snel onder water lopende Munnikenland genoodzaakt terug te trekken.
Gedurende de overige jaren van de Tachtigjarige Oorlog bleef het, althans militair gezien, rustig rond Loevestein.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werd Loevestein in 1617 officieel staatsgevangenis en zou dat lang blijven. Op 5 juni 1619 werden Hugo de Groot en Rombouts Hoogerbeets op Loevestein gevangen gezet. De Groot deelde zijn gevangenschap met zijn gezin, een bediende en een dienstmeisje, die zich vrijwillig bij hem gevoegd hadden en toestemming bezaten het slot te verlaten. In zijn gevangenschap kwam De Groot tot zijn belangrijkere werken.
De voor zijn werk benodigde boeken werden hem in een boekenkist door een bevriende hoogleraar uit Leiden toegestuurd. Natuurlijk controleerde de cipiers de inhoud van deze kist grondig, maar na een poosje verminderde hun oplettendheid. Er zaten toch alleen maar boeken in de kist!
Hierdoor kreeg de familie De Groot het idee om Hugo de Groot in deze kist te laten ontsnappen. Na enige oefening bleek dat deze lang genoeg in de kist kon verblijven om naar Gorinchem vervoerd te worden. Het plan kwam op 22 maart 1621 tot uitvoering. De commandant van de vesting was afwezig en zonder problemen werd de kist, met Hugo de Groot daarin, onder begeleiding van zijn dienstmeisje, naar Gorinchem vervoerd. Daar ontsnapte De groot in metselaarskleren via Waalwijk en Antwerpen naar Parijs, waar zijn vrouw zich spoedig bij hem voegde. Hugo de Groot overleed in 1645 te Rostock, na jaren in ballingschap aan de hoven van Frankrijk en Zweden.
Met Rombout Hoogerbeets verging het aanmerkelijk slechter. Zijn vrouw overleed in 1625 op het kasteel en enige weken na zijn 'vrijlating' in 1626 overleed Hoogerbeets zelf.
In de jaren daarna heeft Loevestein een variatie aan 'bewoners' gehad. Zo werden in de periode 1621-1628 negen predikanten in de staatsgevangenis gevangen gezet. In het jaar 1631, toen de bewegingsvrijheid van de gevangenen wat groter was geworden, waagden zij een ontsnappingspoging. Met de stilzwijgende medewerking van de vestingcommandant Jacob de Bye, slaagde deze buiten verwachting. Het duurde tot 1650 dat Loevestein weer nieuwe gevangenen kreeg. Zes vooraanstaande regenten werden door prins Willem II, die door middel van een staatsgreep meer macht naar zich toe wilde trekken, vastgezet. Veel succes had zijn staatsgreep niet want kort daarna werden de gevangen regenten weer vrijgelaten. In 1666 bied Loevestein onderdak aan de engelse generaal Ayscue die gevangen genomen was tijdens de oorlog tussen de Republiek en Engeland. Bij de Vrede van Breda (1667) werd deze weer vrijgelaten.
In 1672 raakte het land opnieuw in een heftige oorlog gewikkeld, nu met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. In dit rampjaar zou in de visie van de Staten-Generaal Loevestein beter ontruimd kunnen worden, het zou toch geen rol van betekenis meer kunnen betekenen in de militaire operaties.
Veldmaarschalk Wirtz, die het bevel voerde over de vestingen Gorinchem, Woudrichem en Loevestein, weigerde het slot te verlaten en verklaarde het met hand en tand te zullen verdedigen. Toen dan ook de franse maarschalk Turenne deze sterkten opeiste, liet Wirtz hem weten onder geen beding de onder zijn commando staande vestingen over te geven. Uiteindelijk zag Turenne dan ook af van een aanval op de twee steden en Loevestein. Nadat in 1678 de Vrede van Nijmegen was gesloten, verklaarde Frankrijk in 1688 wederom de oorlog aan de Republiek. Na enige jaren van oorlog voeren gingen er stemmen op om de vrede met Frankrijk te sluiten. Zo kon het gebeuren, dat in 1693, tengevolge van geheime en verboden onderhandelingen over een eventuele vrede, de burgemeester van Dordrecht, Simon van Halewijn en de Fransman Robert du Plessis, op Loevestein gevangen gezet werden.
Van Halewijn wist in 1696 aan zijn bewakers te ontkomen en Du Plessis werd in 1697 bij de vrede van Rijswijk op vrije voeten gesteld.
Een halve eeuw later, de Oostenrijkse Successieoorlog was uitgebroken, vielen franse troepen ons land binnen en kreeg Loevestein een nieuwe gevangene. De ongelukkige was Pieter de la Roque,
luitenant-generaal der infanterie en commandant van de vesting Hulst. Hij had deze stad zonder dat daar direct noodzaak voor was, aan de Fransen overgegeven. Hij werd wegens verraad ter dood veroordeeld, maar kreeg gratie en werd tot levenslange gevangenisstraf op Loevestein veroordeeld. Daar stierf hij ook op 70-jarige leeftijd.
In 1793, de Republiek was opnieuw met Frankrijk in oorlog geraakt, gaf Alexander, graaf van Bylandt, de vesting Breda zonder slag of stoot over aan de Fransen. Ook voor hem was er een gevangenisstraf op Loevestein weggelegd. In 1795 werd hij overgeplaatst naar het Muiderslot. In 1794 waren de Fransen voor Loevestein verschenen en werd de vesting zonder veel strijd aan hen overgegeven. Bij de inlijving van ons land in het Franse keizerrijk bood Loevestein onderdak aan gevangen genomen Spaanse, Engelse en Russische krijgsgevangenen.
In 1813 verliet de Franse bezetting het slot. Pruisische soldaten, die als bijstandstroepen van de prins van Oranje in ons land waren, namen de bezetting van het slot over.
Na de val van Napoleon werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigd in het Koninkrijk der Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden, het tegenwoordige België, scheidde zich in 1830 af. Koning Willem I trachtte door een Tiendaagse Veldtocht in 1831 tevergeefs zijn rijk bijeen te houden. Enkele Belgische officieren die bij deze veldtocht krijgsgevangen waren gemaakt, werden op Loevestein gevangen gezet, maar wisten na korte tijd te ontsnappen. Zij waren de laatste gevangenen van het slot.
Gedurende de mobilisatie van 1914-1918 lagen er een paar honderd soldaten op het kasteel. In 1952 werd Loevestein als vesting afgeschreven door het Ministerie van Defensie en ging het kasteel over in handen van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap.
In 1972 komt het beheer van Loevestein aan de Rijksdienst Kastelenbeheer te 's-Gravenhage. Deze dienst ressorteert nu onder het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.

Eigenaar/Bewoners

Stichting Slot Loevestein

Huidige doeleinden

Museum

Toegankelijk

Slot Loevestein is toegankelijk van het publiek, voor openingstijden zie www.slotloevestein.nl
Foto's
Bronnen Het Slot Loevestein (uitgave van de Nederlandse Kastelen Stichting 1986)
Slot Loevestein (met dank aan Agnes de Jong) www.slotloevestein.nl