Kemnade (Wijnbergen)
Op deze pagina vindt u informatie over Kemnade.
Ligging |
Aan de Warmseweg van Etten richting Wijnbergen |
Ontstaan |
De naam komt reeds voor in 1203, maar in 1345 is er de koppeling met het huis. |
Geschiedenis |
Er zijn veel meer
huizen met die naam geweest. De naam moet zijn afgeleid van het Latijnse
woord Caminus, waarmee een haard of stookplaats aangeduid wordt. Een
huis met een stookplaats heette in de middeleeuwen een Caminata. Wanneer men uit de richting Etten komende het Waalse water bij Wijnbergen kruist, opent zich een fraai gezicht op het huis, dat daar als het ware op een presenteerblad wordt aangeboden. In 1203 duikt een Herman de Kaminata op, maar hij hoeft niet persé iets met onze Kemnade te maken gehad hebben, maar de in 1345 voorkomende Johan van der Kemnade heeft dat zeker gehad. De vroegste historie is tamelijk ingewikkeld; Johan en Steven van der Kemnade moeten het huis vóór 1475 overgedragen hebben aan Dirck Baer, die op de één of andere manier zijn bezit kwijtgeraakt is aan Evert van Heeckeren genaamd Ulft. Na veel geharrewar kwam men in 1482 tot een vergelijk. Evert van Ulft zou de Kemnade behouden, dan wel in bezit krijgen en de gebroeders Van der Kemnade kregen het tegen betaling in pandschap. Maar in 1517 droeg Johan het goed over aan Agnes van Ulft, gehuwd met Reyner van Aeswyn. De laatste van dit geslacht Antoinetta van Aeswyn, verkocht de Kemnade en in 1670 werd Hendrik Bentinck ermee beleend. Via Hendrik's zoon, eveneens Hendrik geheten, kwam het goed in 1675 aan diens zwager Willem Frans van Doetinchem, die het in 1711 overdeed aan Allard Schimmelpenninck. Allard was bepaald geen goed financier en zijn dochters zijn dan ook genoodzaakt om de Kemnade te verkopen en doen dit aan Anthon de Lalane de Duthay. Diens zoon Claudius Henricus verkoopt zijn erfgoed in 1740 aam Ludolph Hendrik Borchard Silvius van Heeckeren. Die troffen we ook al aan op de Wiersse, Onstein en Waliën. Hij kreeg in 1750 toestemming om het recht van havezathe te mogen verleggen van Waliën op de Kemnade. De erven Van Heeckeren in 1804 verkochten in 1806 het landgoed aan vice-admiraal Carel Hendrik VerHuell, door koning Lodewijk Napoleon verheven tot graaf van Zevenaar. Door zijn pro-Franse houding zag hij zich genoodzaakt zich na de val van Napoleon in Parijs te vestigen, terwijl zijn echtgenote, Maria Johanna de Bruyn, de Kemnade bleef bewonen. Na haar overlijden in 1858 werd het kasteel in 1860 verkocht aan Jacobus Albrecht Insinger, die het bouwvallige kasteel in 1862 liet slopen, op de toren na. In 1889 had hij kennelijk genoeg van zijn bezit en verkocht het aan P.J.Landry, die op de kelders van het kasteel een schuur liet bouwen. De volgende koper, C. Misset in 1920, liet die schuur verbouwen tot woonhuis. Dan wordt omstreeks 1952 W. Sax eigenaar, die een deel van het grondbezit vervreemde en in 1955 de rest met de toren verkoopt aan de huidige eigenaar, Jhr.Mr.Johan Anthony Beelaerts van Blokland, echtgenoot van Jkvr. Agnies Pauw van Wieldrecht. De nieuwe eigenaar liet de aanbouw slopen en aan de toren, die van buiten zestienhoekig, maar van binnen rond is, werd in 1957 op de oude kelders een huis in achttiende-eeuwse stijl gebouwd. De toren is zestiende-eeuws en maakt de indruk, opgetrokken te zijn van afbraakmateriaal. Hij bevat twee boven elkaar gelegen kelders. De ligging aan de samenvloeiing van Oude IJssel en Waalse Water is bijzonder schilderachtig. |
Eigenaar/Bewoners |
Jhr.Mr.Johan Anthony Beelaerts van Blokland |
Huidige doeleinden |
Privé bewoning |
Toegankelijk |
Huis en directe omgeving zijn niet toegankelijk voor het publiek. |
Foto's |
|
Bronnen |
Jan Harenberg -
"Eens bolwerk van de adel, kastelen en
landhuizen in de Achterhoek en Liemers" |